Kat en muis 

columns die ik schreef voor een regionale krant

In een stukje van een journalist las ik laatst, dat hij de rechtbank bezoekt zoals een ander de film: benieuwd naar de verhalen, de emoties, en de beslissing. Wat er in het openbaar te zien is, de zitting, is echter maar een klein stukje van de film. Dat is het sluitstuk. Wat daar in de weken, maanden, soms jaren aan vooraf gaat, is alleen voor de spelers op de set te zien. En op de set gaat het er vaak nog veel spannender aan toe.

Laatst had ik een piketdienst – een dienst om op afroep aangehouden personen van advies te dienen – en dat ging zo. Eerst kreeg ik een melding dat er een jonge man uit Spanje was aangehouden die dringend advies nodig had, voordat hij in verhoor wilde gaan met de rechercheurs. Er was weinig tijd over om met hem te bespreken in welke positie hij terecht was gekomen en hoe hij van daar uit verder moest, want de recherche stond te trappelen om hem uit te horen en de twee uur wachttijd was bijna om. Deze twee uur geeft de wet als maximale tijd voor iemand om een advocaat te spreken, daarna mag er gewoon worden begonnen met het verhoor. Advocaat gesproken of niet. Ik ging dus met spoed naar het politiebureau waar hij zat. Ter plaatse bleek alleen dat hij geen woord Engels sprak, en mijn Spaans komt niet verder dan ola en vamos a la playa. Voor een tolk erbij was geen tijd meer. Dus wij gingen met elkaar aan de slag met handgebaren en pen en papier. Hij keek doodsbang uit zijn ogen en was nog nooit eerder met de politie in aanraking gekomen, was ver van huis en woonde in zijn eigen land nog bij zijn ouders. Dat kon hij me wel duidelijk maken. De verdenking was ernstig, drugssmokkel in georganiseerd verband. Wat hij in deze zaak ook zou verklaren, voorlopig zou hij hoe dan ook in voorarrest worden gehouden. Het enige goede advies dat ik hem dan ook op dat moment kon geven was dat hij zich voorlopig op zijn zwijgrecht moest beroepen en dat we later verder zouden zien. Ik tekende een poppetje met een gezicht, ogen neus en mond en zette een groot kruis door de mond. Daarnaast zette ik het woord “silent”, en op goed geluk “silencio”. Pas toen ik er van overtuigd was dat hij begreep wat ik bedoelde en dat hij het advies ook zou opvolgen en het papier aan de recherche zou laten zien, verliet ik het bureau weer. Ik zou ’s middags terug komen en dan zouden we met een tolk erbij verder spreken.

Op het volgende bureau trof ik een arrestant wiens kleding volledig was ingenomen en die nu in een blauw papieren pak rondliep. Het blauwe papieren pak geeft vaak aan dat het ernstig is: dan is er ofwel sporenonderzoek op de kleding nodig, ofwel het gaat om iemand met psychiatrische problematiek die een gevaar vormt voor zichzelf. In dit geval was er sprake van het eerste, want er bleek over en weer gestoken te zijn “met een scherp voorwerp”. Ook deze meneer was nog nooit eerder met de politie in aanraking geweest. Na zijn verhaal te hebben gehoord, besprak ik met hem dat hij in dit geval het beste kon verklaren hoe een en ander was gegaan. Het zwijgrecht gebruiken was in zijn geval juist niet zo verstandig.

Na dit advies kon ik ook dit bureau weer verlaten, terug naar de Spaanstalige arrestant. Met behulp van een tolk vertelde hij dat de recherche in reactie op zijn gebruikmaking van het zwijgrecht had gezegd “dat kan je advocaat wel zeggen, maar zij hoeft niet naar de gevangenis.” Ik legde hem uit dat dat een creatieve manier was om hem toch aan het praten te krijgen. Dat hoort bij het kat- en muisspel tussen de politie en de verdachte.